Rituelen

 

Cees Nooteboom publiceerde zijn eerste roman, Philip en de anderen, in 1953. Rituelen volgde pas in 1980 en wordt beschouwd als het startpunt van zijn come-back. Voor deze roman ontving hij de F. Borderwijkprijs en de Amerikaanse Pegasus Literatuurprijs. Met deze roman brak hij door bij het grote publiek en in het buitenland. Zijn boeken zouden trouwens beter in het buitenland verkopen dan in zijn eigen Nederland. Rituelen is een ideeënroman. Een aantal van de citaten is  zelfs bekender geworden dan het boek zelf, zoals ‘Herinnering is als een hond die gaat liggen wanneer hij wil.’ (pg. 11)

Door de jaren heen zijn er al verschillende drukken geweest van de roman, telkens met een andere cover. Op de cover van het boek dat ik heb gelezen prijkt een zwart-witfoto van een avondbeeld van een drukke straat in Amsterdam. De foto lijkt uit de jaren 70 te komen, dat leid ik af aan de auto dit vooraan in beeld staat. Hoewel de cover niet perse bij de titel past of een directe link heeft met het thema van het boek, vind ik hem er wel bij passen. En ik vind hem ook beter dan de andere, kleurrijkere covers, die in andere drukken verschenen zijn.

De titel van het boek is tevens ook het thema. Tegenover de chaos uit Inni’s leven, staan de rituelen en regelmaat uit het leven van Arnold en Philip Taads, de andere personages uit het boek. Het boek begint met een motto in het Frans van Stendhal (Brouillon d’article, 1832): “Personne n’est, au fond, plus tolérant que moi. Je vois des raisons pour soutenir toutes les opinions; ce n’est pas que les miennes ne soient fort tranchées, mais je conçois comment un homme qui a vécu dans des circonstances contraires aux miennes a aussi des idées contraires.” Deze uitspraak zou uit de mond van het Inni Wintrop, het hoofdpersonage, kunnen komen. Hij beschrijft de mensen om zich heen, zonder hen te beoordelen of veroordelen.

Eigenlijk bestaat het boek uit 3 delen die elkaar niet chronologisch opvolgen. Intermezzo 1963, Arnold Taads 1953 en Philip Taads 1973 worden telkens in Amsterdam gesitueerd en vertellen het verhaal van Inni op respectievelijk 30-, 20- en 40-jarige leeftijd. Inni Wintrop is het hoofdpersonage, een man die er de nodige chaos op nahoudt in zijn leven, geen vaste baan heeft, leeft van een erfenis en de vrije liefde beoefent. De andere belangrijke personen zijn Arnold en Philip Taads, waar elk een deel van het boek gewijd is. Hoewel ze vader en zoon zijn, kennen ze elkaar niet en komen ze ook apart in het verhaal voor. Beide mannen leiden een gestructureerd leven, in tegenstelling Inni, en hebben verschillende rituelen. Zo houdt Arnold er een strak tijdschema op na, eenmaal koken tijdens de week, om precies kwart voor zes eten en telkens dezelfde wandeling maken met zijn hond. Philips leven heeft veel Oosterse invloeden en hij is gebiologeerd door de Japanse theeceremonie. Beide mannen hebben een hekel aan het leven, wat telkens ook tot zelfmoord leidt. Toch komt die zelfmoord nooit als een verrassing, maar eerder als het een logisch gevoel van hun afkeer voor het leven en hun persoonlijke overtuiging.

Als hoofdpersonage is Inni Wintrop goed uitgewerkt, hoe maakt ook een zekere ontwikkeling door in het boek. De Inni uit het eerste deel, is niet dezelfde man als die uit het laatste deel. Dat heeft natuurlijk ook met zijn persoonlijke groei te maken en de verschillende levensfasen die beschreven worden. Ook de twee andere personages zijn volle personages, die goed uitgewerkt zijn. Er zijn nog wat nevenpersonages, maar die zijn van minder belang en komen minder uitgebreid aan bod in het boek. De hond van Arnold Taads heeft wel een ‘speaking name’ gekregen. Misschien zegt het niet veel over de hond zelf, maar dan toch wel over zijn baasje en de band van het baasje met de hond. Hij heet Athos, wat ook de naam is van een autonome monnikenstaat in Griekenland.

In Rituelen is er een auctoriële verteller aan het woord, die soms ook vertellerscommentaar geeft. Verteller zit als het ware op de schouder van Inni en schetst het verhaal. Zoals reeds gezegd is het boek niet chronologisch en zelfs de aparte delen zijn dat niet. Er zijn herinneringen, versnellingen, maar evengoed vertragingen in het boek. Om fabel en sujet te reconstrueren is er veel tijd en pen en papier nodig. Dat vereist wel wat oplettendheid van de lezer, anders raakt die de draad kwijt.

In het boek komen verschillende motieven aan bod. Zo zijn er eenzaamheid, geloof, tijd, zelfmoord en rituelen. Het boek begint met de mislukte zelfmoord van Inni en de 2 andere personages plegen zelfmoord. Er staan veel verwijzingen in naar het katholieke geloof en Oosterse godsdiensten. Inni is opgegroeid in een katholiek nest, Arnold is antichristelijk en Philip doet aan meditatie. Alle personages zijn of lijken eenzaam. Bij Arnold en Philip is dat een zelfgekozen kluizenaarschap, maar ook Inni lijkt een eenzaam man te zijn.

De stijl van het boek is heel precies. Hoewel er geen overdreven lange zinnen in staan, heb ik toch een aantal keer zinnen moeten herlezen. Je woordenschat moet ook uitgebreid zijn om ten volle van het boek te kunnen genieten. Franse en Duitse woorden of uitdrukkingen zijn schering en inslag. Nooteboom gebruikt veel beeldspraak en dat vertraagt het leestempo soms.

Rituelen staat in de cursus vermeldt als een boek voor lezers met een competentie niveau 6. Daar zit ik nog lang niet aan en dat schrikte me wel af halverwege het lezen. Want ik had het boek gewoon meegenomen omdat het aanwezig was in de bibliotheek. De stijl en het taalgebruik schrikten me niet af, maar ik besef wel dat ik misschien niet alle verwijzingen heb begrepen of zelfs maar heb opgemerkt. Hoewel er weinig spanning en tempo in het boek zit, stoorde me dat niet. Het is een boek dat doet nadenken over het leven en een aantal filosofische vragen oproept. Hoe belangrijk is een mens? En welke rituelen heb jij in je leven gebracht? Het grondmotief van dit boek is volgens mij ‘rituelen als houvast tegen het wegtikken van de tijd’.

Nooteboom, C. (1980). Rituelen. Amsterdam: Eldorado